De Overbruggingswet box 3: zo werkt het vanaf 2023

Enige tijd geleden hebben we je al geüpdatet over het Belastingplan en de Miljoenennota voor 2023, die op Prinsjesdag bekend zijn gemaakt. In dat artikel deelden we ook al iets over Box 3 van de inkomstenbelasting. Daar gaat namelijk het één en ander in veranderen! In 2025 veranderen de regels omtrent de box 3-heffingen definitief, maar tot die tijd komt er een Overbrugginswet box 3. Wat die wet inhoudt en wat dit voor jou betekent, lees je hier!
MenL Cijferhelden Overbruggingswet Box 3 alles wat je moet weten vanaf 2023

Waarom is er ook alweer zoveel te doen om Box 3?

Sinds 2017 geldt er een forfaitair stelsel van box 3. Dat klinkt heel ingewikkeld, maar betekent in feite dat de belasting die je betaalt over je vermogen in box 3 gebaseerd is op een geschatte situatie – en dus niet de werkelijke situatie. In 2021 werd hier massaal bezwaar tegen aangetekend. En met succes: in het Kerstarrest van 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het huidige stelsel van box 3 inderdaad op de schop moest, omdat dit in strijd was met de Europese grondrechten. In 2023 zetten we de eerste stappen naar een nieuw stelsel voor box 3.  

De Overbruggingswet box 3

Na het Kerstarrest over Box 3 moest de Belastingdienst aan de slag met het corrigeren van aanslagen uit de periode 2017 tot 2021. Het kabinet moest hard aan de slag met het maken van een nieuwe wetgeving. Tijdens Prinsjesdag 2022 werd bekend gemaakt dat de nieuwe wetgeving pas in 2026 gaat komen. In de tussentijd gaat de Overbruggingswet box 3 gelden.  

De Overbruggingswet houdt in dat de belastingheffing van box 3 van de inkomstenbelasting gebaseerd gaat worden op de werkelijke samenstelling van je vermogen. Er komen drie verschillende vermogenscategorieën: banktegoeden, schulden en overige bezittingen.  

Verschillende rendementspercentages per categorie

Elke categorie krijgt een eigen forfaitair (en dus fictief) rendementspercentage. De percentages van de banktegoeden en schulden worden zoveel mogelijk aangesloten bij het werkelijk behaalde rendement in het desbetreffende jaar. Dat betekent dat dit pas aan het eind van het jaar vastgesteld kan worden.  

Voor de derde categorie, overige bezittingen, blijft de huidige meerjarige formule van rendementsklasse II gelden. Dit omdat de categorie overige bezittingen veel verschillende onderdelen kan kennen. Zo kunnen aandelen of obligaties onder de overige bezittingen vallen, maar ook een aandeel in een reservefonds van een Vereniging van Eigenaren (VvE). Om toch een realistische weergave te kunnen geven van het rendement, wordt het rendement daarom vastgesteld op basis van een meerjarig gewogen gemiddelde.  

Elk jaar worden de rendementen op basis van rekenformules uit de Wet inkomstenbelasting 2001 berekend. Voor 2022 was het rendement voor beleggen (rendementsklasse II dus) 5,53%. In 2023 blijft dit dus hetzelfde.  

Maar hoe zit het dan met het werkelijke rendement? 

Met de Overbruggingswet box 3 laten we de forfaits en dus de fictieve rendementen nog niet helemaal achter ons. Er wordt dus nog steeds niet gerekend met werkelijke percentages en bedragen. Ook nu weet het kabinet nog niet 100% zeker hoe zij dit in de toekomst gaan vormgeven. De intentie is er, maar de praktische uitvoerbaarheid laat nog even op zich wachten.  

In de tussentijd helpen wij je natuurlijk graag bij eventuele proefberekeningen van jouw belastingen in Box 3, zodat je precies weet waar je vanaf 2023 aan toe bent. Kunnen wij je daarbij van dienst zijn – of heb je misschien andere vragen over de Overbruggingswet, de heffingen in box 3 of de inkomstenbelasting in het algemeen? Neem vooral contact met ons op!  

Verder lezen?

Jaarverantwoordingsplicht voor zorgaanbieders: hoe zit het?

Veel zorgaanbieders krijgen vanaf 2023 te maken met de jaarverantwoordingsplicht. Een flinke mond vol - en misschien ook best een ingewikkeld iets. Vanaf boekjaar 2022 zijn de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de aanpassingswet Wtza (AWtza) van kracht. Hierdoor vallen tegenwoordig veel meer zorgaanbieders onder de meld- en vergunningsplicht, het interne toezicht en ook de jaarverantwoordingsplicht. Dit laatste komt vooral door de AWtza. Maar hoe zit het daar precies mee? MenL legt het uit!

Zzp’er of werknemer: zo zit het met schijnzelfstandigheid

De laatste tijd is er veel te doen over schijnzelfstandigheid. Kijk maar eens naar de uitspraak van de Hoge Raad over Deliveroo, dat zijn bezorgers vroeg om als zzp’er te werken. Onterecht, zo blijkt nu nadat vakbond FNV de bezorgdienst voor de rechter sleepte - en de Hoge Raad uitspraak deed over de zaak. Maar hoe zit het precies met schijnzelfstandigheid, wanneer is een werknemer een werknemer en wanneer mag iemand als zzp’er voor je aan de slag? En, ook niet geheel onbelangrijk: welke regels komen eraan op het gebied van werken als zzp’er? MenL legt het uit!